
Jurisprudentie
BE8828
Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2008-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800909/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800909/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 20 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord (hierna: het dagelijks bestuur) een vergunning verleend aan de stichting Stichting Woningbedrijf Rotterdam (hierna: de stichting) tot het splitsen van het eigendomsrecht op het woningcomplex gelegen aan de Bloklandstraat en Tochtstraat te Rotterdam, in negenenzeventig appartementsrechten.
Uitspraak
200800909/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1684 van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2007 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord (hierna: het dagelijks bestuur) een vergunning verleend aan de stichting Stichting Woningbedrijf Rotterdam (hierna: de stichting) tot het splitsen van het eigendomsrecht op het woningcomplex gelegen aan de Bloklandstraat en Tochtstraat te Rotterdam, in negenenzeventig appartementsrechten.
Bij besluit van 26 maart 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellanten], daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2007, verzonden op 21 december 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 maart 2008.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2008, waar [een van de appellanten] in persoon en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft het dagelijks bestuur een vergunning verleend aan de stichting tot het splitsen van het eigendomsrecht op het woningcomplex gelegen aan de Bloklandstraat en Tochtstraat te Rotterdam, in negenenzeventig appartementsrechten. [appellanten] huren ieder voor zich een appartement met berging in dit complex. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of [appellanten] kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij de aan de stichting verleende splitsingsvergunning.
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 25 juli 2007 in zaak nr. 200608492/1), is voor de beoordeling of [appellanten] als huurders belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, bepalend in hoeverre de splitsingsvergunning van invloed is op de woonsituatie.
Een splitsingsvergunning voorziet slechts in publiekrechtelijke toestemming om de eigendom van het pand om te zetten in appartementsrechten. De aan de eigenaar van de woningen van [appellanten] verleende vergunning eerbiedigt het woonrecht van [appellanten] en brengt geen wijziging in de woonsituatie. In zoverre worden [appellanten] niet rechtstreeks in hun belang geraakt. Voorts zijn aan de verlening van de vergunning geen voorwaarden gesteld die van invloed zijn op de woonsituatie van [appellanten]. Anders dan [appellanten] menen, betekent de verlening van de splitsingsvergunning aan de stichting niet dat hiermee toestemming is verleend om in de bergingen te wonen.
Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat [appellanten] niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het dagelijks bestuur heeft het bezwaar ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.4. Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep gegrond en dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren, het besluit van het dagelijks bestuur van 26 maart 2007 vernietigen en het bezwaarschrift ingediend door [appellanten] alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2007 in zaak nr. 07/1684;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord van 26 maart 2007, kenmerk D2007/59;
V. verklaart het bezwaar van [appellanten] tegen het besluit van 20 juni 2006 niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 69,39 (zegge: negenenzestig euro en negenendertig cent); het dient door de gemeente Rotterdam aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VIII. gelast dat de gemeente Rotterdam aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 357,00 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008
350-581.